Sinds twaalf jaar leef ik polyamoreus. Dat wil zeggen dat ik naast mijn man, met wie ik 43 jaar samen ben, andere geliefden heb. Mijn man en ik vinden dit een rijke manier van leven, het bevalt ons goed.
Voor we zo gingen leven, wist ik niet veel van polyamorie. Ik kende wel twee vrouwen die relaties met meerdere mannen hadden. Hun verhalen fascineerden me. In weerwil van de opvatting dat zoiets niet goed kan gaan, hadden zij stabiele relaties en het leek me mooi en mogelijk om zo te leven. Zelf had ik er geen behoefte aan. Als ik al eens verliefd werd, genoot ik daarvan, maar ik maakte er geen werk van. Dat deden collega’s of vriendinnen soms wel. Die hadden dan een affaire. Dat, zo voelde ik, wilde ik níet. Ik wilde niet achter de rug van mijn man om iets beginnen. Openheid en vertrouwen vond en vind ik nog steeds heel belangrijk.
Zo’n twaalf jaar geleden werd ik hevig verliefd. Met deze man wilde ik me wel verbinden. In gesprek hierover met mijn man, ontstond er langzamerhand ruimte om een relatie met mijn geliefde aan te gaan. Het was nog een hele zoektocht, niemand die me hierin wegwijs kon maken. Gelukkig vond ik het boek ‘Ik hou van twee mannen’ van Ageeth Veenemans. Ze beschrijft openhartig haar proces van monogamie naar polyamorie. Ik werd er blij van: ze gaf woorden aan de vele vragen (kan dit? mag dit? vertel je het je kinderen?) die poly-leven met zich mee brengt.
Inmiddels leef ik al vele jaren polyamoreus en gelukkig is er inmiddels meer over bekend. Polyamorie blijkt bijvoorbeeld veel meer voor te komen dan ik dacht. De Belgische hoogleraar Manuel Morrens vertelt in de podcast V-fest Meer dan één over zijn onderzoek naar non-monogamie. Hij heeft 2700 mensen bevraagd en wat blijkt? Ongeveer de helft van hen (en waarschijnlijk meer: mensen geven dit niet altijd toe) heeft ooit in een non-monogame situatie gezeten. En in 30% van deze gevallen was dit met instemming (consensueel dus) van beiden. Daarbij gaat het niet alleen over polyamorie (meerdere liefdesrelaties tegelijk hebben), maar ook over swingen (samen met je partner met anderen vrijen), open relateren (meestal meer gericht op seksdates) of met medeweten van je partner een sekswerker, club of seksevent bezoeken.
Ik keek ervan op: van alle respondenten heeft ongeveer 20% dus ervaring met consensuele non-monogamie, heeft 20% zelf of als partner in een situatie gezeten waarbij een van hen of beiden met instemming van de ander relationeel en/of seksueel met anderen verkeerde. Dat zijn veel mensen! Daar hebben dus veel mensen ervaring mee. Waar zijn al die mensen? Hoe hebben ze dat uitgeknobbeld samen? Waarom hebben we het hier niet over met elkaar?
Dat weet ik natuurlijk wel: openlijk non-monogaam leven voelt ook voor mij soms ‘als vloeken in de kerk’. Als iets waar ik maar beter niet mee te koop kan lopen. We leren immers van alle kanten dat we monogaam horen te zijn: dat we alleen met onze vaste partner een romantische en seksuele relatie mogen hebben. En dat werkt voor veel mensen ook. Maar voor best veel mensen dus ook niet. En behalve de mensen die in het geniep van alles ondernemen, zijn er dus heel wat die het er samen over hebben en die er uit gekomen zijn. Hordes mensen die met instemming van hun partner liefde, erotiek en/of seks met anderen beleven. Dat doet mij goed. Wat mij betreft is de tijd rijp om de norm dat we monogaam horen te zijn af te schaffen. En openlijk aan elkaar te vertellen hoe we op talloze manieren onze liefde voor elkaar vormgeven, hoe we met onze geliefde(n) leven en/of onze seksualiteit beleven. Wat mij betreft hebben we het dáár over met elkaar. Ook als je als partners al heel lang bij elkaar bent. Ik weet uit ervaring hoe mooi het kan zijn, voor jezelf en voor je partner(s), om elkaar op deze manier vrij en moedig lief te hebben.